Hoi Peet,
In de bijlage een artikel van Arie van Herwijnen en Peter van Dijk: "De muntreeks van Tiel onder Hendrik IV
in de periode 1077-1084" waarin deze munt wordt beschreven.
Hieronder ook een deel van het artikel:
Een munt die in 2006 in Geldermalsen is gevonden (waarvan de voorzijde sterke gelijkenis vertoont met het nooit met zekerheid aan een muntplaats toegewezen munttype Dannenberg 1798) heeft geleid tot een onderzoek met opvallende resultaten.2 Dannenberg omschreef de voorzijde van nummer 1798 als ‘Der halslose Kopf der Thieler Pfenninge [...], aber mit einem Köpfchen an der Nasenwurzel’. Deze omschrijving symboliseert naar de mening van de auteurs de – in die tijd bekende – ‘kus der verschoning’. Deze kus werd door de paus op het voorhoofd van de persoon gedrukt die in de kerkelijke ban was gedaan en door deze handeling, na boetedoening, weer uit de ban werd ontheven. Door dit af te beelden op een munt werd in feite de niet mis te verstane boodschap overgebracht: ik ben in ere hersteld en door de paus in de naam van God bevestigd in mijn onbetwiste wereldlijke heerschappij. Dit laatste wordt gesymboliseerd door de ‘rechter’ op de keerzijde van Dannenberg 1798.3
De periode waarin dit alles plaats vond is het laatste kwart van de elfde eeuw, de persoon die op de munt is afgebeeld is koning Hendrik IV en de betreffende paus is Gregorius VII. De investituurstrijd die Hendrik III (vader van Hendrik IV) had ontketend werd in alle hevigheid door Hendrik IV voortgezet. Hierdoor had hij doorlopend onmin met zowel de paus (die hem inmiddels in de ban had gedaan), als met de koningen van Saksen, die de kans schoon zagen hem van de troon te stoten. Om dit te voorkomen reisde de koning naar de paus en ontmoette deze begin 1077 in de burcht van Canossa in Noord-Italië. Na drie dagen en nachten in de sneeuw buiten de poort te hebben gebeden en gewacht, werd de koning binnen gelaten en werd de ban opgeheven.